Marnix Gijsen
Marnix Gijsen (geboren als Jan-Albert Goris, 1899 – 1984) kreeg een streng katholieke opvoeding bij de jezuïeten. Als jongeman studeerde hij in heel Europa: in Leuven en Freiburg, aan de Sorbonne in Parijs en aan de School of Economics in Londen. Daarna maakte hij een reis door de Verenigde Staten.
Gijsen maakte carrière bij de overheid, maar daarnaast was hij ook zeer actief als schrijver. Hij debuteerde in 1920 met dichtbundel Loflitanie van de Heilige Franciscus van Assisi en in dat zelfde jaar als essayist met een Studie over Karel van Woestijne. Na de Tweede Wereldoorlog nam Gijsen definitief afstand van het geloof. Deze mentaliteitsverandering blijkt vooral uit zijn romans en novellen die na de oorlog verschenen. Zijn eerste roman, Joachim van Babylon, verscheen in 1947.
Het werk van Marnix Gijsen werd vele malen bekroond met o.a. in 1959 en 1969 de Belgische Staatsprijs, en in 1974 de Prijs der Nederlandse Letteren. In 1975 werd hij in de adelstand verheven.
Laatste uitgave
Deze verhalenbundel van Marnix Gijsen bevat o.a. de verhalen die onder de titel Overkomst dringend gewenst in 1978 werd aangeboden door de CPNB als Boekenweekgeschenk en later ook zijn opgenomen in het Verzameld werk.
Gijsen ontpopt zich ook in deze ‘kleine’ verhalen als een spiritueel verteller die de zelfspot niet schuwt maar er evenmin voor terugdeinst anderen over de hekel te halen waar dat nodig is.
De Amersfoortse Courant schreef destijds: “Deze verhalen zijn weer onvergetelijk en onvergelijkelijk, vol spot en zelfspot. Geestig zijn ze en toch ook met die ondertoon van triestheid om alle pijn, ellende en aardse...Lees meer